klik voor grotere kaart



NRC
Zaterdag, 2 juli 2011.

Impasse in plaats van oplossing

Door Patrick Meire en Peter Herman

En weer stelt Nederland België teleur. Nu wil het de Hedwigepolder niet ontpolderen, ondanks een duidelijk verdrag met Vlaanderen. Het stelt in de plaats daarvan een reeks andere maatregelen voor. Enkele daarvan zijn nog niet eens bekend en de maatregelen die dat wel zijn, missen hun doel ruimschoots.
Na decennia van vruchteloos gehakketak hebben Vlaanderen en Nederland rond 2000 de handen in elkaar geslagen om een ambitieus programma voor de Schelde te uit te voeren. De veiligheid (tegen overstromingen), de toegankelijkheid (van de havens) en de natuurlijkheid (van het milieu) moesten versterkt worden. Die ambities werden neergeschreven in een langetermijnvisie en, voor de kortere termijn tot 2010, een ontwikkelingsschets.
Daarbij werden vele groepen betrokken – voor het eerst zaten havenbazen, natuurbeschermers, landbouwers, waterzuiveraars, provincies en gemeenten samen rond de tafel met de nationale overheden. Een geweldige dynamiek werd gecreëerd, waarin gezamenlijke ambities de nadruk kregen en niet de onderlinge conflicten. Binnen die ambities pasten de derde verruiming van
de vaargeul (intussen al uitgevoerd) en veiligheidsmaatregelen zoals het Sigmaplan en de overlooppolders in de Zeeschelde.
In Vlaanderen werd volop werk gemaakt van de versterking van de natuur in het Scheldebekken. Schorgebieden en enkele voormalige polders werden opnieuw bij de stroom betrokken. Daardoor zullen op den duur leefgebieden voor zeldzame vogels en vissen ontstaan, wordt de natuurlijke waterzuivering gestimuleerd en wordt het risico op overstromingen verkleind.

Alleen in Nederland loopt het nu mis met de natuurverbetering. Het plan was de Hedwigepolder te ontpolderen en daarnaast nog 300 ha natuurgebied aan de Westerschelde toe te voegen. Dat
is in een verdrag vastgelegd, maar het Nederlandse kabinet weigert het nu uit te voeren. In de plaats daarvan wil het binnen de huidige begrenzingen van de Westerschelde aan ‘natuurcompensatie’ doen en ongeveer 150 ha nabij Vlissingen ontpolderen. Deze maatregelen zouden 70 à 90 procent van de gestelde oppervlaktedoelen realiseren. Met nog niet nader bekende plannen zou men dan aan de rest van de verplichtingen voldoen, al lijkt dat vooral een eufemisme voor ‘aan de verplichtingen ontkomen’.
De projectjes binnen de begrenzing van de Westerschelde betreffen enkele hectares bij de platen van Hulst en bij de
platen van Ossenisse. Daarvan wordt de verwachte opbrengst voor de natuur veel ruimer ingeschat dan realistisch is. Verder is er een project bij de Nederlands-Belgische grens, dat ronduit nadelig is voor de natuur. Een nevengeul wordt gedempt en de stroming wordt verplaatst naar het Verdronken Land van Saeftinghe. De maatregel spot met alle principes van beheer van de Westerschelde, en levert netto niets op, omdat aan de ene oever gebied wordt gecreëerd dat aan de andere oever verloren gaat. Het project ligt ook nog voor de helft op Belgisch grondgebied.
Het ontpolderingsproject bij Vlissingen is een gebied dat was gereserveerd als compensatie voor de containerterminal in Vlissingen. Als het nu ook voor een ander doel wordt gebruikt, betekent dit dat de containerterminal zonder compensatie zal worden gebouwd.

De beide initiatieven samen bereiken bij lange na niet de oppervlakte aan natuurherstel die men voor ogen had. Die oppervlaktes zijn het minimum dat nodig is om de natuur in de Schelde te doen overleven met de derde verdieping. Want wat
is het probleem? Door de vaargeul sterk te verdiepen wordt de Schelde behoorlijk veranderd. Ondieptes nabij de zandplaten zijn verdwenen, de platen zijn daardoor hoger en steiler geworden, het getij dringt dieper en sterker binnen. Wat ooit een rijk mozaïek was van hoog, laag en heel veel tussenin, van grillige geultjes en zich verplaatsende platen, van slibbig en zandig, wordt vereenvoudigd tot een diep kanaal met sterke stroming, tussen zeer hoge en vastgelegde platen, waarin het getij gevaarlijk hoog de rivier op dringt. Het natuurherstel wil deze ontwikkelingen, die niet alleen de natuur maar ook de veiligheid bedreigen, zoveel mogelijk inperken en de kosten voor
onderhoud minimaliseren. Als de rivier wordt verdiept, moet zij ook worden verbreed om in evenwicht te blijven.
De alternatieven, die vooral dicht bij de monding liggen, dragen niet bij aan de vermindering van de vloedhoogte in Antwerpen
en opwaarts. Een kans is gemist om veiligheid en natuur
tezamen te optimaliseren. Verder is een unieke kans gemist om tussen Saefthinge en Prosperpolder een groot schorrengebied te creëren. Zeldzame soorten hebben een groot aaneengesloten gebied nodig en komen niet voor als dit oppervlak is verdeeld in postzegeltjes. De Vlaamse investering in de ontpoldering van de Prosperpolder verliest zo ook een belangrijk deel van haar waarde.

Nederland heeft zich in Europa geëngageerd om de natuur in de Westerschelde te verbeteren. Met deze voorstellen zal het die doelstelling niet halen. Het zal een verdrag met Vlaanderen schenden, en het zal de politiek rond de Westerschelde op het niveau brengen waar die zich twintig jaar geleden bevond, namelijk in een impasse tussen landen en belangengroepen. Het heeft jaren gekost om een samenhangende politiek met gezamenlijke ambities te ontwikkelen. Wij blijven geloven dat dit model nog kan worden gered, en dat het de beste garantie is voor de toekomst van mens en natuur in de Schelde. Het is heel wel mogelijk de economische ontwikkeling in een welvarende regio te combineren met de ontwikkeling van een sterke en veerkrachtige natuur. Waarom zou Nederland, of Zeeland, voor minder willen gaan? En waarom zou Vlaanderen zo gek zijn te betalen voor een natuurherstel dat zijn geld niet waard is? Wij roepen de Vlaamse regering op deze alternatieven te verwerpen. De Schelde verdient beter.

Patrick Meire is bioloog en verbonden aan de Universiteit Antwerpen.
Peter Herman is verbonden aan het Nederlands Instituut voor Ecologie.

Terug naar Startpagina
Terug naar Krantenartikelen
Terug naar Ikmaakmezorgen-artikelen

 
16-de eeuwse kaart van sGrooten ca. 1575 nog net voor de de militaire inundaties van 1580 en 1585 rond Antwerpen. Overstroming op Zuid-Beveland door de ST Felixvloed in 1530 en rond Biervliet door de Allerheiligenvloed in 1570.
Klik op kaart voor vergroting


Een reactie op het artikel van Meire en Herman in de NRC:

De omgekeerde wereld

door Wil Lases

Tiel, 6 juli 2011. De ecologen Meire en Herman voeren in hun artikel van 2 juli een dramatiek op, waarvoor geen grond is. Zij hanteren daarbij twee verschillende begrippen: natuurverbetering en natuurherstel. Hun streven naar een optimum van zoutwater natuur in de Westerschelde is op zich nobel (natuurverbetering). Iets anders is om als pleitbezorgers van de Antwerpse haven de onnatuurlijke verdiepingen als natuurlijk uitgangspunt te nemen en de o.a. in 12e en 13e eeuw tegen de hogere waterstanden bedijkte (door de natuur gevormde) gronden meters af te graven, naar eigen goeddunken in te richten, en dat natuurherstel te noemen. Ook aan de Hedwigepolder ligt een onderliggende geschiedenis. Voorheen was het onderdeel van de Leyspolder en van de Grote Doelpolder. In de langdurige periode van onderwaterzetting van het land van Saeftinghe, dat zich tot de grens uitstrekte, was het een hoge rug waar mensen woonden.
Die polders hebben altijd zoetwater natuur gekend, calamiteiten daargelaten, en zijn nooit door de zee veroverd. Deze polders worden door afgraving vernietigd en maximaal verzilt, waardoor ook het grondwater van het er achterliggende land een sterke onomkeerbare verzilting zal ondergaan. Meire en Herman kijken uiterst eenzijdig naar een deel van de natuur en niet integraal. Zij willen iets bewerkstelligen, dat niet bij de Westerschelde hoort. In hoeverre is het hun bekend dat die mooie platen, slikken en schorren in het oostelijk deel van de Westerschelde, oud polderland was, dat door de langdurige militaire onderwaterzettingen (menselijk handelen) verloren is gegaan. Daardoor is de Honte al daar sterk verdiept en verbreed, waardoor die mooie vaarweg naar Antwerpen ontwikkeld werd. Nee, daar heeft de zee genomen, wat de mens haar te eten gaf. Een overweging voor natuurherstel zou bv. kunnen zijn, die oude situatie terug te brengen. Ik bedoel dit relativerend, omdat verdere verruiming in de tijd, dat moeilijk meer toelaat. Wel is te overwegen hoog schor van het verdronken land van Saeftinghe weer te bedijken. Een heel natuurlijke zaak, zoals we daar vroeger ook mee omgingen. De zee nam steeds meer land, maar gaf ook weer terug, maar veel minder, in de vorm van hoog schor, dat dan weer bedijkt werd met de schop, de emmer en de kruiwagen. Sinds een eeuw hebben we ander materieel.
Merkwaardigerwijs wordt het stimuleren van ondiepe estuariene natuur in de Westerschelde door middel van kribben afgewezen als zijnde niet natuurlijk, maar het afgraven en zelf inrichten van niet aan de Westerschelde toebehorend polderland, wordt dat wel geacht te zijn. Hoogst merkwaardig! Er is meer dan voldoende ruimte in de Westerschelde, waar geen verlies aan estuariene natuur in algemene zin is, om de genoemde veel natuurlijker methode toe te passen. Het gaat immers om een verschuiving in estuariene natuur! Een zeer natuurlijke mogelijkheid is nog het aanbrengen van zandmotors in de vijf morfologische eenheden van de Westerschelde. Dit geeft weliswaar meer onderhoudsbaggerwerk en is waarschijnlijk kostbaarder. Maar ja, de haven van Antwerpen moet iets over hebben voor de eigen gewenste status. Dit roept de vraag op, op welke basis de kwaliteitsborging wetenschappelijk verantwoord wordt uitgevoerd.
Meire en Herman achten de kans groot, dat in de ingerichte ecologische parken, zeldzame vogels en vissen komen. Dat moet nog eerst bezien worden. Niet alles is overal. Bovendien kan het geen uitgangspunt voor deze ingrijpende maatregelen zijn om een kans op exoten te bewerkstelligen, maar die dan kennelijk hier verdwaald zijn.
Het onderhandelde aantal hectares natuurcompensatie hebben niets te maken met de effecten van de derde verdieping. Het verhaal over de ernst van de natuursituatie in de Westerschelde is buiten elke proportie en niet deugdelijk. Voor zover dat echt is, moet men de haven van Antwerpen daar op aan kijken.

De Antwerpse haven staat niet op zich, maar maakt deel uit van een conglomeraat van havens in de delta. Rotterdam ging met haar havens naar buiten. Dat kan Antwerpen ook. Diepstekende schepen kunnen naar Vlissingen en Zeebrugge. Eventueel zou de Vlakte van de Raan als havengebied te ontwikkelen zijn. Maar Antwerpen wil de zee naar haar toe laten komen. Bij Rotterdam ging Mohammed naar de berg, maar Antwerpen wil dat de berg naar Mohammed komt. Meire en Herman pleiten voor expansie van de zee, waar die er niet is geweest, en willen tevens het onderhoudsbaggerwerk daarmee minimaliseren (geen natuur reden). De Westerschelde wordt volledig door de zee beheerst. Verdiepen en deze vorm van ontpolderen is zelfondermijnend gedrag. Het getijvolume zal toenemen en de huidige natuurlijke platen, slikken en schorren zullen extra erosie ondervinden.

De huidige derde verdieping heeft slechts een marginaal morfologisch effect. Antwerpen wilde die drempelverlagingen (locale effecten) alleen voor de status om nog diepere schepen te kunnen ontvangen. De frequentie van die scheepsbewegingen is beperkt. De economische winst voor Antwerpen is verwaarloosbaar en wordt anders elders in onze gezamenlijke delta verdiend. In deze verdiepingsronde ging het slechts om een beperkt aantal drempels en niet zoals gesuggereerd wordt over de gehele lengte van de rivier, die dan verwijd zou moeten worden. Dit in tegenstelling tot de zeer drastische eerste verdiepingsronde, die zeer grote invloed had, waaronder een belangrijk verziltende.
Meer negatieve invloed heeft de zandwinning en hebben de getijdenhavens.

Gebruikelijk is dat de verstoorder of de verontreiniger betaalt. Dat is de haven van Antwerpen. Elke verdieping zorgt er voor dat de getijgolf en stormvloed Antwerpen sneller bereikt. Met het aanpassen van de vaargeul bij Antwerpen zorgt dat er voor dat de opslingering van het getij zich stroomopwaarts beweegt. Als de werken ten behoeve van deze haven negatief werken voor de veiligheid van o.a. Vlaanderen en andere zaken, moet Antwerpen daarvoor betalen en maatregelen treffen, maar niet het Westerscheldegebied. Kan dat niet, dan moet Antwerpen zich toch anders gaan richten en kunnen we aan natuurherstel (onnatuurlijke menselijke ingrepen te niet doen) beginnen om een zo evenwichtig mogelijke ontwikkeling van de Westerschelde te realiseren.

Het keer op keer verwijzen (niet in dit artikel) naar het oorlogstraktaat van 1839 en aangescherpt in 1919 is onzinnig. Het ging om de garantie van de natuurlijke vrije vaart over de Westerschelde, die door menselijk handelen niet mocht verslechteren. De omstandigheden in die tijd waren ook geheel anders.

Natuurherstel is het weer verondiepen van de Westerschelde, het herstellen van de geblokkeerde zandbronnen, geen zandwinning en verondiepen van de getijdenhavens. De Westerschelde steekt nl., in weerwil van andere beweringen, in een veel te ruim jasje.
Het pleidooi van Meire en Herman is in wezen natuurvernietiging. Zee hebben we te veel, land te weinig.

Wil Lases, waterloopkundige, historisch onderlegd en onafhankelijk.